
De regelmatige keuken I
Een van de Krat-schoonmoeders is overleden en wij ruimen haar huis leeg. Veel spullen uit het ouderlijk huis waren al verloren gegaan tijdens de Grote Verhuizing van zo’n achttien jaar geleden. Evengoed blijkt het overzichtelijke appartement een schatkamer vol bekende en onbekende juweeltjes. Cocktailglazen uit de jaren vijftig, briefjes die haar vader schreef vanuit een vooroorlogs Leipzig, sepiakleurige foto’s en bijna vergane liefdesbriefjes, gladgestreken plastic tasjes uit de tijd dat iedere winkelier die nog kwistig uitdeelde. Bij schoonmoeder belandden ze niet in het milieu als zwerfafval: zonde van zo’n mooi tasje.
Duurzame gewoontes van onze (groot)ouders
Met weemoed halen we herinneringen op aan nog meer dingen die zonde waren. Je goeie goed dragen bijvoorbeeld: in de linnenkast hangen de mooiste vestjes ongedragen mooi te zijn, naast de tot op het draad versleten T-shirt. ‘Ik kan toch niet werken in zo’n mooi vest!’
De lakens op het bed zijn bijna doorzichtig geworden door het vele wassen en strijken, maar in de linnenkast liggen nog lakens die cadeau werden gedaan ter gelegenheid van de bruiloft in 1960. Ongebruikt zo goed als nieuw.
Wat ook zonde was: voedsel weggooien: in de keukenla prijkt de pannenlikker, een instrument dat met verbazing wordt bekeken door de Kratkinderen. Dat kinderen hun bord moesten leegeten kwam voort uit dezelfde motivatie: eten gooi je niet weg en restjes worden bewaard voor kliekjesdag. Of de vogels.
Om te zorgen dat de kinderen hun bord leeg aten zonder al te veel gemor had schoonmoeder een truc. Ze wist precies wat iedereen lekker vond en serveerde dat elke week in dezelfde volgorde. Op zondag biefstuk met snijbonen. Op maandag macaroni met kerriesaus. Op dinsdag bloemkool met een tartaartje, woensdag was gehaktdag. ‘Ik had nooit problemen aan tafel.’
Tegelijkertijd at ze de gerechten uit de Krat met smaak en verwondering. ‘Hoe heet dat, zeg je? Quinoa? Kind, wat is er toch veel veranderd. Dat bestond gewoon niet, in mijn tijd. Maar de smaak is goed hoor.’
Ze at haar bord altijd leeg, dat spreekt vanzelf. We missen haar.
Door Inger Boxsem