
Dekbedzacht
De Kratkinderen vermaken zich op zwoele vakantiedagen steeds meer zelf, al dan niet lamlendig achter de iPad. ‘Weet je wel hoe hard ik gewerkt heb?’ U kent het wel.
Enfin, mocht de verveling toch genadeloos toeslaan dan is er een zomerklusje dat favoriet blijft: tuinbonen doppen. Deze weken zijn er volop Nederlandse tuinbonen verkrijgbaar.
Het doppen is grappig werk, en er is geen gevoel dat op kan tegen de dekbedzachte binnenkant van een tuinbonenpeul. Goed beschouwd is het merkwaardig dat we tuinbonen nog steeds eten: er valt een hoop te zeggen in zijn nadeel. Je kunt er winderig van worden (om dat tegen te gaan is bonenkruid meekoken de oplossing), en er zijn mensen die er ziek van worden.
Wie een bepaalde chromosoomafwijking heeft loopt risico op favisme: wanneer je tuinbonen -fava- eet ontstaat er bloedarmoede. De rauwe boon bevat ook een giftige stof, phytohaemagglutinine, waar je misselijk van kunt worden, maar die verdwijnt zodra de kook over de boon is gegaan.
Gelukkig is de smaak van tuinbonen onovertroffen, zeker als je verse, jonge bonen hebt. En mocht je wat oudere exemplaren tegenkomen: wanneer je de boontjes dubbel dopt komt er een heerlijk zacht boontje tevoorschijn. Kook een scheutje melk mee om de boontjes licht van kleur te houden, ze hebben de neiging wat grauwbruin te verkleuren.
Let op: niet te lang koken, anders wordt de tuinboon melig. Voor vier personen heb je behoorlijk wat peulen nodig: reken per persoon op 750 gram tot een kilo peulen. Klassiek met spekjes zijn ze natuurlijk top, maar bij ons zijn ze ook favoriet in de pasta met room en kip, en als spread op wat crostini: fijnprakken met goede olijfolie, en mengen met wat munt en geitenkaas.
Wat pecorino over de spread doet ook wonderen. Proeven we daar vakantie?
Inger Boxsem