
Eet meer geit!
Het eerste geitenvlees dat wij aten was een saté kambing in Kuala Lumpur, een variant op de klassieke saté waar wij toen nog nooit van hadden gehoord. Met gevaar voor onze gezondheid deden we wat alle reisgidsen verbieden: eten bij een straatstalletje. Midden in de heksenketel van dampende pannen met bouillon, straatverkopers, wierookwolken en knetterende brommers aten we subtiel geroosterd zijdezacht vlees met een pittig sausje van ketjap. Het duurde even voor we van de verkoper begrepen wat kambing was, maar na wat verbale kreten waren we eruit: geit! Waarom aten we dat in Nederland niet?
Geitenbokjes hangen er op de Nederlandse boerderijen een beetje bij. Om melk te kunnen geven krijgen de geiten lammeren. De geitjes blijven op de boerderij om op hun beurt weer melk te gaan geven. De geitenbokjes die in de Nederlandse polder geboren worden, vertrekken vrijwel allemaal naar Zuid-Europa, waar dit zachtzoete, bijna romige vlees wél op waarde wordt geschat.
Hoewel we in Nederland steeds meer geitenmelk gebruiken, en er fantastische geitenkaas wordt gemaakt eten we het geitenvlees nauwelijks. Dat is merkwaardig: geit zou het favoriete vlees moeten zijn van duurzaamheidsadepten, gezondheidsfreaks en hardcore culi’s. De geitenhouderij is heel duurzaam, onder andere omdat de geit weinig voedsel nodig heeft, hij heet niet voor niets ook wel ‘armeluiskoe’.
Geitenvlees is ook heel gezond: minder vet dan kip (!), barstend van de proteïnen en het ijzer, en ten slotte is de smaak onvergelijkbaar met welk vlees dan ook.
Kortom: wij zijn blij dat er deze week geit in de Krat zit, en hopen dat dat onze abonnee’s zullen genieten van de tajine die ze ermee maken. Voor de liefhebbers van ‘op restaurant gaan’: in Winterswijk zit restaurant De Gulle Waard, waar chef-kok Nel Schellekens fantastisch kookt met geit. Wees snel, want eind december gooit ze deuren dicht, om Nederlandse koks les te geven in vleesbereiding ‘van kop tot kont’. Maar dat is weer een ander verhaal.